Amsterdam

Afwijzing verzoek om handhavend op te treden tegen het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting. De inrichting bestaat uit de bouwplaats voor de aanleg van het metrostation voor de Noord/Zuidlijn in Amsterdam. In geding is de vraag of de Wm van toepassing is op de bouwactiviteiten ten behoeve van de realisatie van het metrostation.

Zaltbommel/bestemmingsplan ‘De Waluwe II, fase 2’

Uit artikel 16 van het Bevi, gelezen in samenhang met artikel 5, eerste lid Bevi, volgt dat in artikel II van de Wijziging Revi van 20 december 2007, voor zover hier van belang, wordt gedoeld op de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 WRO. Nu het plan ter inzage is gelegd op 14 december 2007 en derhalve vóór 1 april 2008, bestond er geen verplichting om de nieuwe rekenmethodiek Safeti-NL aan het plan ten grondslag te leggen....

Asten

Weigering milieuvergunning voor een geitenhouderij wegens strijd met het bestemmingsplan. Volgens appellant is de vergunning ten onrechte geweigerd omdat het bedrijf voldoet aan de definitie van ‘grondgebonden bedrijf’ in het bestemmingsplan. Indien dat niet het geval is, dan was het verlenen van vrijstelling mogelijk, aldus appellant.

GS Noord-Holland

Milieuvergunning voor een inrichting voor de bewerking van reststromen. Vergunninghoudster heeft tegen een aantal voorschriften beroep ingesteld waaronder het voorschrift waarin wordt verplicht tot het uitvoeren van een energiebesparingsonderzoek. Volgens appellante voert dit te ver en zullen energiebesparende maatregelen niet gepaard gaan met een terugverdientijd.

Zaanstad

Toepassing van spoedeisende bestuursdwang gericht op het ongedaan maken van de nadelige gevolgen van asbestverspreiding ten gevolge van brand. De spoedeisende bestuursdwang bestond uit het inschakelen door het bevoegd gezag van gecertificeerde bedrijven om de verspreide asbest op te ruimen. Appellant voert aan dat er geen wettelijke grond bestond voor het toepassen van spoedeisende bestuursdwang en de kosten niet op hem kunnen worden verhaald aangezien hem ten aanzien van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken. De Afdeling overweegt...

Leeuwarden

Wijzigen voorschriften van de milieuvergunning voor een spoorwegemplacement. De voorschriften beogen de hinder vanwege laagfrequent geluid te verminderen. Het bevoegd gezag heeft wat betreft de normstelling aansluiting gezocht bij de Duitse curve DIN 45680 in plaats van bij de Vercammen-curve omdat deze laatste onvoldoende bescherming zou bieden tegen laagfrequent geluid. Appellante stelt dat uit jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat de Vercammen-curve als uitgangspunt dient te worden genomen. De Afdeling overweegt dat in de Vercammen-curve besloten ligt dat wordt voorkomen...

Rucphen

Revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer voor een vleesvarkenshouderij of opfokzeugenbedrijf. Door appellant is aangevoerd dat het college ten onrechte heeft besloten dat geen milieueffectrapport (m.e.r) opgesteld behoeft te worden. Het college stelt zich op het standpunt dat de drempelwaarden in categorie 14 van de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r niet worden overschreden, zodat er geen aanleiding was voor het opstellen van een m.e.r dan wel het uitvoeren van een m.e.r-beoordeling.

LJN BL1941

Hoewel in artikel 4.1.1 van het Bro niet nadrukkelijk is opgenomen dat de gebruikswijzing het gebruik van bouwwerken betreft én de daarbij behorende gronden, maakt dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat om die reden de ontheffingsmogelijkheid enkel ziet op (het gebruik van) bouwwerken. Het gebruik van het bouwwerk en de rest van het perceel waarop het bouwwerk is gesitueerd, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet los van elkaar worden gezien.

Hengelo/bestemmingsplan ‘Dalmeden’

De Afdeling heeft bij uitspraak van 7 oktober 2009, zaak nr. 200900801/1/R3, overwogen dat indien de voor veehouderijen toepasselijke individuele geurnorm wordt overschreden, dit niet met zich brengt dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenmin kan indien de voor veehouderijen toepasselijke individuele norm niet wordt overschreden, er zonder meer van worden uitgegaan dat ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.