Naar boven ↑

Annotatie

mr. V.M.Y. van ’t Lam
3 februari 2020

Rechtspraak

GS Noord-Brabant
Raad van State, 1 augustus 2012
ECLI:NL:RVS:2012:BX3223

1. De hiervoor opgenomen uitspraak is interessant, omdat daaruit volgt dat aan een milieuvergunning een voorschrift kan worden verbonden dat ziet op ongewone voorvallen en calamiteiten buiten de inrichting. Voor zover mij bekend is het de eerste keer dat de Afdeling dat met zoveel woorden overweegt. Twee verschillende aspecten trokken in dat verband mijn aandacht en ik bespreek die aspecten hierna kort.

2. Het eerste te signaleren aspect betreft de omstandigheid dat uit de hiervoor gepubliceerde uitspraak blijkt dat aan de milieuvergunning voorschriften mogen worden verbonden die zien op een gebeurtenis die zich buiten de inrichting voordoet en niet aan de inrichting is toe te rekenen. Aan de vergunning is namelijk een voorschrift verbonden waarin is bepaald dat door degene die de inrichting drijft maatregelen moeten worden genomen als zich buiten de inrichting ongewone voorvallen voordoen. Voor de praktijk is dit een belangrijke constatering omdat dit strijdig lijkt met jurisprudentie met de strekking dat geen maatregelen mogen worden voorgeschreven die zien op voorzieningen en percelen die niet tot de inrichting behoren (o.a. ABRvS 12 juni 1995, JWM 2011/2012, p. 397) alsook met jurisprudentie dat aan de vergunning geen voorschriften mogen worden verbonden die geen betrekking hebben op de inrichting en waarvan de naleving afhankelijk is van derden (ABRvS 24 juni 1997, nr. E03.96.0598, AB 1997/298, JWM 2011/2012, p. 398). Dergelijke voorschriften verdragen zich niet met artikel 8.11 lid 3 Wm (oud), thans artikel 5.3 Besluit omgevingsrecht. Voor de goede orde merk ik op deze jurisprudentie onverkort relevant is voor een omgevingsvergunning voor milieu. De onderhavige uitspraak moet worden gezien als een verbijzondering van deze jurisprudentie. Het voorschrift is volgens de Afdeling nodig in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu.

3. Het volgende te signalen aspect betreft de omstandigheid dat het voorschrift ziet op ‘ongewone voorvallen’. De Wm bevat een regeling die ziet op ongewone voorvallen binnen inrichtingen (hoofdstuk 17 Wm). In dit geval ziet het voorschrift echter op ongewone voorvallen buiten de inrichting, zodat artikel 17.1 Wm volgens de Afdeling reeds hierom geen uitputtende regeling bevat voor ongewone voorvallen buiten de inrichting. De uitspraak is in lijn met standaardjurisprudentie waaruit volgt dat geen voorschriften aan een vergunning mogen worden verbonden die letterlijk of inhoudelijk overeenkomen met de regeling die met betrekking tot hetzelfde onderwerp in de wettelijke bepalingen is opgenomen (ABRvS 12 april 2011, E03.99.0312, M en R 2002/3, JWM 2011/2012, p. 398).