Handhaving/Ommen
Volgens vaste rechtspraak wordt de aanvrager van een vergunning in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een besluit op de aanvraag, maar dat is anders als aannemelijk wordt gemaakt dat de activiteit niet kan worden verwezenlijkt. In dat geval is de aanvrager geen belanghebbende en is zijn aanvraag geen (ontvankelijke) aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De voorzieningenrechter is – voorlopig – van oordeel dat er geen reden is om onderscheid te maken tussen een aanvraag om een vergunning voor een activiteit die nog uitgevoerd moet worden of een aanvraag met het oog op legalisering van een al uitgevoerde activiteit, zoals in deze zaak.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 18-03-2025