Tracébesluit A12/A15 Ressen-Oudbroeken (ViA15)/minister van Infrastructuur en Waterstaat

Wanneer in een beheerplan niet is opgenomen hoe groot de daling van stikstofdepositie moet zijn en binnen welke termijn deze daling moet worden gerealiseerd, kan voor de invulling van het additionaliteitsvereiste volstaan worden met het aannemelijk maken dat een (blijvende) daling van stikstofdepositie op gebiedsniveau wordt gerealiseerd. AERIUS Monitor kan gebruikt worden om de ontwikkeling van stikstofdepositie inzichtelijk te maken. Aannemelijk moet zijn dat de daling ook daadwerkelijk plaatsvindt en zal blijven plaatsvinden.

Afwijzing intrekking omgevingsvergunning/’s-Hertogenbosch

De omgevingsvergunning is niet in strijd met de SMB-richtlijn, omdat zij geen kaderstellend plan of programma is waarvoor een milieubeoordeling moet worden gemaakt. Gelet op het Nevele-arrest ziet de Afdeling geen ruimte voor het oordeel dat de omgevingsvergunning verenigbaar is met het Unierecht. Maar dat betekent niet dat er zonder meer een Unierechtelijke verplichting is tot heroverweging en/of intrekking van een onherroepelijke omgevingsvergunning. Vanwege het Unierechtelijk rechtszekerheidsbeginsel hoeft een bestuursorgaan in beginsel ook niet terug te komen van een besluit dat definitief is geworden na het verstrijken van redelijke beroepstermijnen of na uitputting van alle rechtsmiddelen. Maar daarop bestaan uitzonderingen. Als aan de vier cumulatieve voorwaarden uit het Kühne & Heitz-arrest is voldaan, dan is een bestuursorgaan wel gehouden om een definitief besluit opnieuw te onderzoeken om rekening te houden met uitlegging die het Europese Hof inmiddels aan relevante bepalingen van het Unierecht heeft gegeven. Ook in andere, bijzondere omstandigheden kan een bestuursorgaan daartoe gehouden zijn, als het legaliteitsvereiste zwaarder weegt dan het rechtszekerheidsvereiste.

Bestemmingsplan/Hoeksche Waard

De anterieure overeenkomst is niet relevant voor de vraag of de realisatie en instandhouding van de uitzichtplaats bestuursrechtelijk is geborgd. Het bepaalde in de regels kan niet als voorwaardelijke verplichting worden beschouwd. Omdat de verplichting om de uitzichtplaats te realiseren niet aan een voorwaarde is verbonden, volgt niet uit de planregel in welk geval en wanneer er aan de verplichting voldaan moet worden. Daardoor geldt de verplichting niet, en is de realisatie van de uitzichtplaats niet in artikel 6.4 van de planregels of elders in de planregels geborgd.

Handhaving/Scherpenzeel

Het gebruiksverbod, opgenomen in artikel 22.2 van de planregels, vormt een beperking op de gebruiksmogelijkheden van de bestemming ‘Detailhandel’ (artikel 6.1 van de planregels). Uit de bestemmingsomschrijving volgt niet dat deze gebruiksmogelijkheden niet gereguleerd of beperkt mogen worden. Om die reden is er dan ook geen strijd of discrepantie tussen de gebruiksmogelijkheden in artikel 6.1 en het gebruiksverbod in artikel 22.2 van de planregels.

Handhaving/minister van Infrastructuur en Waterstaat

In de Ontgrondingenwet staat geen definitie van het begrip ontgronden. In de memorie van toelichting bij de Ontgrondingenwet worden tot het begrip ‘ontgronding’ alle werkzaamheden aan of in de hoogteligging van een terrein of waarbij de bodem van een water wordt verlaagd, gerekend. In dit geval is niet gebleken dat er een opdracht van de minister was om de werkzaamheden uit te voeren, zodat de werkzaamheden niet vallen onder artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit ontgrondingen in rijkswateren. Op grond van de Ontgrondingenwet was voor de werkzaamheden een vergunning benodigd. Omdat die vergunning niet is verleend, was de minister bevoegd handhavend op te treden.

Omgevingsvergunning/Roerdalen

Uit het systeem van de Wabo en het Bor volgt dat een verklaring van geen bedenkingen voor een concreet bouwplan wordt afgegeven, waarbij de gemeenteraad beoordeelt of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. De afgifte van een algemene verklaring van geen bedenkingen ongeacht de locatie van het nog te ontwikkelen bouwplan verhoudt zich daar niet mee.

Omgevingsvergunning/Maashorst

Uitleg van het begrip ‘glastuinbouwbedrijf’ in artikel 4, onder 6, van Bijlage II van het Bor.

Planschade/Amsterdam

Het woonschip is geen onroerende zaak, zodat de gestelde waardevermindering van het woonschip geen aanleiding kan geven tot het toekennen van een tegemoetkoming in planschade.

Bestemmingsplan/Amsterdam

De raad moet deugdelijk motiveren dat een planregeling, waarmee vergunningvrij bouwen wordt ingeperkt, gelet op de locatie-specifieke omstandigheden vanuit een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad op basis van voldoende locatie-specifieke omstandigheden gemotiveerd dat een inbreuk op de wettelijke regeling van het vergunningvrij bouwen voor de achtertuinen gerechtvaardigd is. De verleende, maar nog niet onherroepelijk vergunning vormt weliswaar een zwaarwegend belang, maar de raad kan zich bij het vaststellen van een planologische regeling niet louter baseren op de verwachting dat een verleende vergunning onherroepelijk zal worden en dat het vergunde daarom uit het oogpunt van rechtszekerheid als zodanig bestemd moet worden. De raad moet namelijk nog de afweging maken of er uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening redenen zijn om de vergunning al dan niet in te passen.

Planschade/Lochem

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat op grond van de planregels van het bestemmingsplan het voorzienbaar was voor [appellant] dat de maatvoering met maximaal 10% zou kunnen toenemen.